De evolutie van de ongewervelde dieren
De fossielen zijn ontstaan van het leven van planten maar ook vooral van dieren. Omdat de aarde is begon zo ongeveer 5000 miljoen jaar geleden te bestaan. Als gevolg van het eerste leven ontstond in de zoutachtig geconcentreerde van de oceanen. In de geschiedenis van de tijd van het ontstaan van de aarde meer dan 500 miljoen jaar geleden. Daardoor toen de fysische en chemische omstandigheden dus danig waren. Dat bijvoorbeeld het levende organismen voort konden komen uit dode materie.
De evolutie eerste etappe
Alle evolutietheorieën hebben tot het doel dat de historische ontwikkeling te beschrijven. Maar ook van de mechanisme te verklaren van de groei van de organismen. Vanaf de oorspronkelijke inerte materie tot aan de huidige levende wezens wat er nu is. Bovendien met inbegrip van de mens.
Aan de oorsprong evolutie
In dit geval moeten we ons aller eerst buigen over de oorsprong van alle leven. En daar aan aansluiten bij de hypothesen. Die dus meestal aanvaard worden met betrekking tot de periode van de evolutie. De oorspronkelijke atmosfeer was niet dezelfde als nu. Ook de fysisch chemische omstandigheden waren verschillend. Het gas mengsel van water stof en methaan maar ook ammoniak en acetyleen en cyaan water stof zuur en water damp. Die vooral onder hevig aan een soort bombardement van voor namelijk zonnen energie. Kon steeds grotere aan tallen organische moleculen vormen. De erosie van het zee water vormde deze rots wand een echte fossielen mijn. Hun onderzoek stelt ons in staat om de geschiedenis van het leven in zekere mate te reconstrueren.
Coacervaten van het leven
De vlinder Biston betularia toont het geval van een belemmerde selectie. Sinds lang bestonden er twee vormen een normale zoals bruin en wit gevlekt. En een zwarte vorm door opeenhoping van melanine. Zij werden beide door vogels gejaagd. Waarbij de zwarte vorm benadeeld werd. Omdat zij immers beter zichtbaar was. Sinds de bouw van fabrieken die in vele streken een zwart waas over de planten werpen. Is deze toestand volkomen veranderd. De normale wit bruine vorm loopt in aantal terug. En de zwarte vorm wordt door de donkere omgeving beter beschermd.
Deze moleculen vormden de primitieve warme soep van het leven. Die als voedsel ging dienen voor wat we de eerste levende wezens noemen. Deze levende wezens vormden zich langzaam door agglomeratie. Die van macro moleculen en leverden de coacervaten . De allereerste druppels van het leven. Maar ook wel de proto organismen. Die omgeven was door een moleculair laagje dat als isolerend en beschermd vlies dienst deed. Maar toch bepaalde stoffen door liet. Deze coacervaten leefden van het omringend milieu op passieve wijze. Of anders gezegd door elementair metabolisme . Er bestond dus eerst autoconservering. En daarna autore productie van deze eenvoudige heterotrofee organismen. Die niet in staat waren om de omringende materie in voedsel om te zetten.
Duur van het verschijnsel
De volgende fase was ongetwijfeld het ontstaan van autotrofee organismen. Die bij droegen tot de vorming van de ozon laag. Die dus ons zo goed beschermt voor de zon. Vanaf dit moment was alles mogelijk. Maar vooral het bewijs is
wel geleverd! De wezenlijkheid van de evolutie staat over tuigend vast. Maar er blijven vragen over haar modaliteiten. De lange duur van dit verschijnsel is zeker geen voordeel. Zijn wij voort gekomen uit grote maar vooral ingrijpende mutaties.
Of eerder uit een lange serie kleine mutaties? Deze laatste zijn immers voldoende om de evolutie wijzigingen. Maar zelfs de meest belangrijke te verklaren. De Microëvolutie of de macroëvolutie? Of hangt de tweede van de eerste af? Anderzijds beweert men altijd dat de grote ingrijpende mutatie een monsterlijkheid is. Die zich nooit hand haven kan. Zo vordert de evolutie ook niet met sprongen. Maar zelfs al doet de wetenschap dit soms veronderstellen. Maar het opmerkelijke van de evolutie van de aarde is het bestuderen. Is vooral de oude fossiele resten maar ook sporen of organismen.
Continuïteit van de evolutie
Een verklarende theorie van de evolutie moet een uitleg geven over de oorsprong van de soort. Maar ook over de richt lijnen van deze evolutie en over alle aan passingen van de levende wezens. De continuïteit van de levende wereld. verklaard door de opeenvolging van dierlijke en plantaardige soorten en vormen. Blijft bovendien een geweldig vraagstuk. Dat we in verschillende
etappen zullen gaan ophelderen.
Het ontstaan van de fossielen
Van daar dat uit de cel loze organismen ontwikkelden zich de wezens met zachte weke lichamen. Dat zijn dus de ongewervelde dieren zonder ruggengraat. Daar door de vroegste vormen van dieren die vrij wel geen
harde delen bezaten. Daar door bestaan er ook zeer weinig fossiele bewijzen van die dieren. Maar de meeste van de allervroegste fossielen zijn al vrij ingewikkeld de dieren. Meeste opmerkelijke in vergelijking met de lagere organismen. Die bestonden aan ‘de dageraad van het leven van het organismen dieren. Er zijn alleen een paar fossielen gevonden in het tijdperk dat de aarde is ontstaan van zoals de.
- kwallen
- algen
- sponzen
- wormen
- coelenteraten
- stekelhuidigen
Het tijdsvak van de fossielen
Gedurende de 90 miljoen jaar na het geschiedenis an de aarde. als gevolg van
het Laag periode van de aarde. En zo verschenen plotseling goede fossielen
en planten van de ongewervelde dieren. Het is heel goed mogelijk dat in die tijd reeds de belangrijkste van alle fyla stammen. Van planten en dieren het bestonden. Het schijnt dat de trilobieten destijds overheersend waren.
De vormen van de fossielen
Het meest opmerkelijke van de trilobieten zijn waarschijnlijk de bekendste fossiele vormen. Die stierven dus circa 225 miljoen jaar geleden uit. Maar daar door was hun groep vooral buiten gewoon succesvol. Dit zijn vooral de Arthropoda dieren de geleedpotigen Die dus ongeveer driekwart van alle bekende dieren omvatten zoals de
- garnalen
- krabben
- kreeften
- eenden mossels
- spinnen
- schorpioenen
- teken
- insecten
De tijd schaal van de fossielen
Een andere groep fossiele de arthropoda dat betekend geleedpotigen dieren. Die ontstond in periode van ongeveer van meer dan 450 miljoen jaar geleden. Dat waren bovewndien de Eurypterida of wel de zeeschorpioenen . Zij zijn de aquatische oude verwanten van de schorpioenen . Gewoonlijk was hun lengte ongeveer een meter van de dieren. Maar er waren exemplaren van wel 3 meter bij. Zij waren het talrijkst in het siluur dat betekend tijdschaal van een periode 419 tot 443 miljoen jaar geleden. Maar ook in de tijd van de Devoon en dat betekend periode van warm klimaat. Maar ook een hoog zeeniveau en stierven uit in het tijdschaal.
De onwilkling van de fossielen
De opmars van de zeedieren naar het land kon niet eerder beginnen en de planten groei. Die als voedsel moesten dienen voor de dieren. Die moesten wel aanwezig zijn. Daarom is het niet zo verwonderlijk dat de eerste land dieren waarschijnlijk Arthropoda en de planten ongeveer tegelijkertijd verschenen.
Het succes van deze geleedpotigen op het land is opmerkelijk. Bepaalde kenmerken van de dieren zelf waren hiervoor de oorzaak. Een schaal van chitine dat betekend bouwstof voor de cellen. Dus het behoedde ze voor uitdrogen. En tevens bezaten ze appendages en dat betekend de machine voor de cellen. Die kon ze zich veroorloofden dat ze een tijd buiten het water konden en tevens. Dat ze zich konden voort bewegen.
De insecten explosie van uit de fossielen
De insecten ontwikkelden zich tijdens het Devoon toen van poten voorziene vleugelloze wezentjes. Die in staat waren lucht te ademen. En als eerste vleugelloze insecten op het land verschenen. De gevleugelde insecten die tot vliegen in staat waren. Die kwamen dus miljoenen jaren later in het Carboon naar boven. Dat in Carboon reusachtige libellen met een spanwijdte van ruim een halve meter klapwiekten uit de gesteente. Boven de moerassige bossen met slank geboomte.
Dat oprees uit een ondergroei van varenachtige planten en paarde staarten en kruipende planten. De insecten konden al 50 miljoen jaar eerder vliegen dan de vliegende reptielen en vogels. In het tijdschaal die ongeveer 280 miljoen jaar geleden begonnen de insecten zoals wij die thans kennen te verschijnen . De meeste insecten zijn blijven voort bestaan zonder veel te veranderen gedurende 200 miljoen jaar. De insecten vormen de succesvolste en talrijkste groep op aarde. Die bovendien ongeveer drie kwart van alle soorten dieren omvat.
De cellen dieren en planten
Alle levende organismen dus ook de planten en dieren zijn opgebouwd uit cellen. De meeste levende systemen bestaan uit cellen. Iedere cel op zichzelf vervult alle essentiële en karakteristieke functies van het leven. De cellen variëren in grootte van een paar duizendste van een mm tot de enorme dooier van een struisvogel ei. Maar ook de vorm van de cellen is zeer verschillend. Zo als de spiraal doos maar ook bol en spoel vorming. Om er een paar van de cellen te noemen. Maar vrijwel alle cellen hebben dezelfde basisstructuur
met slechts bepaalde geringe verschillen. Maar het meest opmerkelijke is wat afhankelijk van de functie van de cel is.
Moleculaire code van de cel
De meeste cellen bestaan uit een centrale kern. Die om geven is door cytoplasma en dat betekend waar de gehelen cel uit bestaat. Het geheel in omgrensd door een vliesje. En dat bestaat uit de cel membraan. De kern het opvallendste deel van de cel. Wat vooral opmerkelijk bepaalt de activiteit en de algemene eigenschappen van de cel. Hij bevat het genetisch orgaan van de cel. Dat bovendien de moleculaire code bevat. Die door geseind moet worden naar het cytoplasma met de instructies wat het moet doen. Het cytoplasma bevat ook de organellen die betrokken zijn bij vrij geven van energie en de op bouw van de ingewikkelde moleculen. De krachtstations van het cytoplasma zijn de mitochondriën. dat betekend bol vorming of staaf vorming dat vooral energie centrale functioneert. Omdat zij betrokken zijn bij het vrij komen van energie uit koolhydraten en vetten.
Fossielen satie
Fossielen zijn de hard geworden overblijfselen van planten en dieren of hun afdrukken. Die vooral in gesteente worden aangetroffen. Dit vond plaats omdat dergelijke planten en dieren bedolven werden onder modder of zand. Dat later veranderde in gesteente een proces dat soms miljoenen jaren duurde. Gesteenten waarin fossielen kunnen worden aangetroffen zijn kalksteen en in leisteen en klei maar ook in krijt. Door gaans worden alleen de harde gedeelten van de dieren gevonden. De zachte delen vergaan spoedig na de dood en het zijn veelal de beenderen die gefossiliseerd worden. Slechts uiterst zelden worden zachte structuren als vinnen en veren gepreserveerd. Soms zijn ook de beenderen volkomen opgelost en is de vorm alleen maar de afdruk of een uitholling. Ook poot indrukken of stukken huid van een reptiel zijn fossielen.
De meeste van alle in de prehistorie levende organismen zijn verdwenen zonder enig spoor achter te laten. In het bijzonder is vrij wel niets bekend van dieren met weke lichamen. Alleen in fijn korrelige modder of zand dat niet is in gesloten. Of te erg verhit is geweest in de loop der eeuwen. Kan men misschien nog aanwijzingen vinden omtrent kwallen en wormen. Veel fossiele insecten kent men van slechts één enkel exemplaar. Maar toch zijn er voldoende fossielen gevonden voor de studie van fossiele dieren. Daartegen bestudeert de paleozoölogie van de overblijfselen van dieren te studeert de fossielen. Maar ook de planten paleobotanie om veel aan de weet te komen omtrent het leven in het verleden.